Tijd of opsomming
Ik poets mijn tanden. Ik kam mijn haar.
Middel
Ik neem een vulpen. Met die vulpen kan ik mooi schrijven.
Vergelijking of voorbeeld
Hij is klein. Hij lijkt wel op een dwerg.
Tegenstelling
Ze heeft een handicap. Ze kan zich behelpen.
Oorzaak en gevolg
De voetbalwedstrijd is afgelast. Het regent.
Voorwaarde
Jij krijgt mijn postzegels. Ik krijg jouw munten.
Oefeningenbundel om af te drukken
http://www.digilife.be/springplank/leren/onlineoef/zesde/th11sign.htm
http://www.kabeveren.net/nedhelp/signaalw1.htm